Hugo maakte niet alleen naam als schrijver, maar ook als politiek denker. In de jaren veertig van de negentiende eeuw werd hij verkozen tot afgevaardigde in de Assemblée législative en de Assemblée constitutionnelle. Als politicus sprak Hugo zich onder meer uit tegen de doodstraf en voor de persvrijheid. Hij maakte zich hard voor de bestrijding van sociale ongelijkheid en stond bekend als een groot tegenstander van de monarchie.
Dit laatste bracht hem in 1851 in de problemen. In dat jaar greep Napoleon III de macht en werd een antiparlementaire grondwet ingesteld. Hugo stak zijn ongenoegen hierover niet onder stoelen of banken. Hij verklaarde de nieuwe keizer openlijk tot vijand van Frankrijk en riep de Fransen op in verzet te komen. Toen arrestatie dreigde, besloot de schrijver in ballingschap te gaan. Hij verbleef onder meer in Brussel en vestigde zich later op het Britse kanaaleiland Guernsey. Hoewel de keizer hem in 1859 amnestie verleende, zou Hugo hier tot 1870 blijven. Bij zijn terugkeer in Parijs werd de schrijver als held onthaald. Een poging om zijn politieke carrière weer op te pakken strandde echter.
(Bron: Historiek.net)